Bovenaan de website staat het 'logo' van onze parochie. Het is een afbeelding van de H. Aldegundis, de patrones van onze parochie (630-684). U ziet haar als abdis van een kloostergemeenschap (staf en boek), een duif 'omsluiert' haar hoofd met hoofddoek (zuster).
De afbeelding van de krab herinnert haar als patrones tegen kanker.
Onderstaande levensbeschrijving is een gedeeltelijke overname uit het boek "ALDEGUNDIS IN BEELD", een uitgave bij gelegenheid van het internationale Aldegundisfeest van 28 mei tot en met 5 juni 1994 te Buggenum.
Haar geboorte en jeugd
Aldegundis werd in 630 in Cousolre (N.Frankrijk) geboren en stierf op 30 januari 684 te Maubeuge in het door haar zelf gestichte klooster.
Haar roeping
Reeds als kind ontstond bij Aldegundis de wens de wereld te verlaten en in het klooster een godgewijd leven te leiden. Ze schijnt hierin zelfs door bovennatuurlijke verschijningen versterkt te zijn. De H. Petrus en Christus zelf zouden haar verschenen zijn, om haar te onderrichten, te troosten en te sterken.
Hoe dan ook, het is duidelijk dat we bij dit opgroeiende meisje te maken hebben met iemand die haar weg duidelijk kende en met standvastigheid volgde. Haar verlangen werd door de ouders echter niet ernstig genomen. Met hun hoge stand, macht en rijkdom wensten zij minstens een schoonzoon uit de landadel, die de erfenis en traditie van hun huis kon voortzetten.
De latere legende introduceert hier de persoon van de Engelse koningszoon, prins Eudo, die wij waarschijnlijk als een populaire uitbeelding van de strijd tussen ouders en dochter moeten zien.
Toen de moeder zelfs een datum vaststelde voor het huwelijk, vluchtte Aldegundis in een onherbergzame wildernis aan de rivier de Sambre, verborg zich in een armoedige hut en begon een hard bestaan als kluizenares. De ouders zagen nu hun fout in en lieten hun dochter vrij. Zijzelf trokken zich terug en leidden een leven van gebed, boete en weldaad tegenover de armen. Toen zij stierven liet de dochter hen in de kerk van Cousolre begraven waar nu nog hun gezamenlijke reliekschrijn bewaard wordt en hun portretten aan beide kanten van het hoogaltaar het beeld van hun heilige dochter flankeren. Zij worden daar beiden als heiligen vereerd.
Middeleeuwse biografen vertellen echter nog dat de pretendent Eudo na het bericht van de dood der ouders met zijn ruiters op het vasteland aankwam om een laatste poging te wagen de begeerde bruid te verleiden of zelfs met geweld te ontvoeren. Toen Aldegundis dit hoorde, vluchtte zij weer in de wildernis aan de Sambre, waar het water haar de weg versperde. In haar uiterste nood stelde zij zich onder de bescherming van God, maakte een kruisteken en begaf zich in het water. Haar vertrouwen werd beloond; twee engelen verschenen, namen haar onder de arm en geleidden haar met droge voeten naar de andere oever. De verbaasde Eudo gaf zijn plan op en keerde naar zijn land terug.
Haar lijden en dood
Tegen het einde van haar leven werd Aldegundis getroffen door een lange, smartelijke ziekte, die door latere auteurs is beschreven als kanker aan de rechterborst.
De meeste auteurs nemen als datum van haar dood de 30e januari 684. Haar lichaam werd eerst in Cousolre in het graf van haar ouders bijgezet, maar haar nicht en opvolgster Aldetrudis liet haar enkele jaren later overbrengen naar de crypte van de stiftskerk in Maubeuge.
Haar verering en relikwieën
Aardse resten van heiligen zijn in de katholieke kerk reeds vanaf het begin vereerd. Door een relikwie te bezitten geloofde men een bijzondere band tussen de heilige en de betreffende plaats te scheppen en zich op deze wijze te verzekeren van zijn of haar bescherming en tussenkomst.
Met de overbrenging van het lichaam van Aldegundis naar Maubeuge begon ook haar verering. De eerste plechtige verheffing van het gebeente vond plaats op 26 mei 1039, waarbij het lichaam in een houten schrijn werd geplaatst.
Op 6 juni 1161 vond met grote plechtigheid de tweede verheffing plaats door de aartsbisschop van Cambrai/Kamerrijk, in aanwezigheid van de aartsbisschop van Laon, van de graaf van Henegouwen en zijn gemalin en naar men zegt 40.000 gelovigen. Na een plechtige processie werd het lichaam geplaatst in een nieuwe schrijn uit zilver met rijke goudversiering.
Op 26 mei 1439 nam de wijbisschop van Cambrai/Kamerijk het besluit tot een derde verheffing. De relikwieën kwamen in een nieuwe waardevolle schrijn, die tijdens de plunderingen door de troepen van de Franse koning Lodewijk IX op 6 mei 1478 verbrandde. De geredde resten werden provisorisch bewaard tot ze op 16 juni 1503 in een zilveren schrijn, versierd met goud en kostbare edelstenen, werden geplaatst. Deze schrijn had acht medaillons met scènes uit het leven van de heilige. Dit kunstwerk viel in 1793 ten offer aan de Franse Revolutie. Na een 1100 jarig bestaan werd het Kapittel opgeheven en alle goederen geconfisqueerd, verwoest of weggesleept.
Een verontwaardigde menigte bemachtigde de reliekschrijn en de relikwie van het hoofd en droeg deze onder leiding van de pastoor in de parochiekerk van Petrus en Paulus. De pastoor nam de relikwieën uit hun houders en bewaarde ze in zijn woning. De relikwie van het hoofd zou naar Mons zijn gebracht, waar die spoorloos verdween zonder ooit terug te komen.
Op 26 juni 1808 volgde de vaststelling van de authenticiteit der relikwieën door de aartsbisschop van Caimbrai/Kamerijk en werden deze in een vergulde houtschrijn bijgezet.
De zwartste dag in de geschiedenis van de relikwieën is ongetwijfeld 29/30 juni 1815 toen de Pruisen Maubeuge bombardeerden en een granaat de kerk trof. Ook de reliekschrijn uit 1808 verbrandde bijna geheel.
In 1824 legde men de verzegelde relikwieën met de as in een omhulsel van hertenleer en deponeerde ze in een nieuwe schrijn uit verguld koper, die de vorm had van een gotische kerk en in het midden van het dak een toren droeg. Het waardevolle van deze schrijn waren de acht reliëfs die dezelfde scènes voorstelden als van de schrijn van 1503.
Ook in de tweede wereldoorlog moest het ongelukkige Maubeuge een hard lot ondergaan. Op 16 mei 1940 ging bijna de hele stad in vlammen op. De deken van Maubeuge nam de relikwieën uit de schrijn en bracht ze buiten de stad. Eerst in 1960 werd een oproep aan de bevolking van de stad gedaan om te zorgen voor een nieuwe schrijn. De mensen brachten koperen kettingen, gouden trouwringen en zilveren voorwerpen. Het duurde echter nog tien jaar tot het werk in een moderne vorm voltooid werd door Felix Roulin. Sinds 30 januari 1971 rust daarin de relikwie van de H. Aldegundis. De schrijn is - samen met de sluier relikwie die dateert uit 1469 - uitgesteld in een zijkapel van de modern herbouwde kerk van Petrus en Paulus in Maubeuge.
De verspreiding van haar verering
De verering van de H. Aldegundis breidde zich vanaf 800 onder invloed van de Franken uit over het hele Frankische gebied, waar men kerken en kapellen onder haar bescherming stelde of alleen altaren aan haar toewijdde. Hierbij moeten we bedenken dat de Franken ook nog een aantal andere heiligen uit de vroege periode van hun geschiedenis vereerden zoals bijvoorbeeld de H. Martinus van Tours, die hoewel geen Frank, wegens zijn verdiensten voor de Frankische kerk langzaamaan tot Frankische nationaal heilige werd. Als men dat voor ogen houdt, kan men met recht zeggen, dat de meer dan 50 Aldegundiskerken een respectabel aantal zijn. De H. Aldegundis is een uitgesproken Frankische heilige. Niet alleen uit een familie van hoge Frankische adel voortgekomen, leefde zij ook in het oorspronkelijke Frankische vestigingsgebied en is daar ononderbroken vereerd. Waar we nu nog heiligdommen van Aldegundis tegenkomen, gaat het om Frankische stichtingen. Nadat het eens zo machtige rijk der Franken in de loop der geschiedenis uiteenviel in verschillende staten en naties, kan de H. Aldegundis er ons nog aan herinneren, dat wij Fransen, Belgen, Luxemburgers, Duitsers en Nederlanders eens een gemeenschappelijk verleden hadden.
De H. Aldegundis zou aldus een religieuze band kunnen zijn voor volkeren in het hart van Europa, die nu ook op politiek en economisch gebied verlangen een eenheid en gemeenschap te vormen.